In stilte dan hè, want openlijk gefrustreerd zijn mag niet meer in het tijdperk van safe spaces, growth mindsets en emotionele beschikbaarheid op de werkvloer.
Voor de Boomer-generatie, opgegroeid met faxmachines, doorrookte vergaderzalen en het adagium “niet zeuren maar poetsen”, voelt het soms alsof ze in een aflevering van The Office zijn beland. Collega’s die zich ziek melden na een break-up van twee weken (“we hadden zo’n diepe connectie”), die hun oortjes inhouden tijdens de maandmeeting en zonder gêne vragen of er al zicht is op een sabbatical na drie maanden werken.
En toch – en dat moeten Boomers toegeven – brengen deze jonge honden ook iets wat onbetaalbaar is: scherpte. Ideeën die nog niet zijn platgetrapt door procesprotocollen, lef om het anders te doen, en een soort tomeloze energie die zelfs de meest doorgewinterde veteraan soms even op scherp zet. Natuurlijk, het zou helpen als ze ook wisten waar het archief staat of waarom je de printer op z’n zijkant moet schoppen om ‘m aan de praat te krijgen, maar hé: kennisoverdracht begint bij geduld.
Wat wél schuurt, is het verschil in beleving van werk. Voor Boomers is werk vaak gewoon werk. Geen levensmissie, geen zelfverwezenlijking, maar iets waar je gewoon goed in moet zijn.
Jongeren willen impact, zingeving en een coach – het liefst alles tegelijk en binnen 36 uur per week.
Dat botst. Want je kunt nog zoveel “in je kracht staan”, uiteindelijk moeten de facturen wel verstuurd worden, bij voorkeur zonder dat je eerst een moodboard maakt van je gevoelens over die taak.
Er zijn ook lichtpuntjes. De oude garde weet inmiddels dat Jan van IT inderdaad een schatje is – zijn vrouw trouwens ook. Ze zijn begonnen met The Walking Dead dankzij hun collega van 24. En ze hebben geleerd dat je met stroop meer gedaan krijgt dan met azijn – ook al wringt dat soms met hun natuurlijke behoefte aan duidelijke kaders en strakke deadlines. Want hoe irritant het ook is dat iemand op z’n 23ste al “een burn-out voelt opkomen”, ze weten óók dat zonder die jonge collega hun presentatie nooit zo flitsend was geweest.
En dus bouwen Boomers verder. Met oortjes uit, vest aan (want de thermostaat staat op 19), een blik op het formulier dat nog steeds niet is ingevuld, en de hoop dat iemand straks toch vraagt hoe hun weekend was. Ze klagen, lachen, ergeren zich suf en geven – al dan niet met tegenzin – hun kennis door. En stiekem, héél stiekem, zijn ze er best trots op dat ze dankzij hun jonge collega nu als ‘digitaal genie’ bekendstaan in de vriendengroep.