Jan-Henk Zandberg

Jan-Henk Zandberg

Wij stonden nog óp de Twin Towers

Cruise & Cruz, hoog boven NYC in 2001

Voor ons stonden de Twin Towers niet in brand. Wij stónden er bovenop. Jan-Henk Zandberg over zijn New York-verslaving, sinds 1969!

In 1969 was ik twee en het was een geweldig jaar. Vooral in de Verenigde Staten. De Amerikanen zetten een man op de Maan, organiseerden Woodstock en ze introduceerden de Boeing 747, de Queen of the Skies, die vliegen opeens voor iedereen bereikbaar maakte. En dus niet alleen voor de jétset. Met mijn vader vloog ik in dat jaar bijvoorbeeld naar Suriname, met een enerverende meerdaagse tussenstop in New York. Hij heeft mij in Manhattan via de Subway overal mee naar toegenomen: het Vrijheidsbeeld, een zonnig Central Park en ja, ook stiekem naar Easy Rider in de bioscoop. Saillant: op de dia’s (ja, dia’s) van die trip is het World Trade Center trots in aanbouw, als symbool van voorspoed, daadkracht en gezond kapitalisme. Het was een groot avontuur voor een blonde peuter en een 25-jarige onderwijzer uit Almen in de Achterhoek.

Atlantisch forensen

Op macro-niveau maakten de States in ‘69 ook reuzensprongen qua welvaart & welzijn. En ja gossie, er heerste destijds wel een hardnekkig Corona-esk griepje: de beruchte Hong Kong-flu, die wereldwijd in totaal zo’n miljoen doden eiste. Maar aan lockdowns en mondkapjes deden ze toen niet. Gelukkig maar, anders hadden wij een toptijd in de swingende Big Apple gemist. Mij leverde het natuurlijk een onuitwisbare inprent op. Er zijn daarna jaren geweest dat ik beroepshalve (interviewen van celebs) vaker in New York kwam, dan in de binnenstad van mijn woonplaats. Noem het gerust Atlantisch forensen. Subsonisch richting JFK, dan de Airtrain naar Jamaica Station en vervolgens weer met de subway (E-train) naar mijn midtown-hotel. Ook ‘s avonds een genoeglijk ritje.

Every Passing Minute Is Another Chance To Turn It All Around

Echter, toen ik voor het eerst zelfstandig in New York was – in de late eighties – bleek de Subway onveiliger dan het Oostfront. De volledig ondergetagte MTA ratelde met dodelijke gangs door de spelonken van een dystopische stad. Pas bovenop het terras van de Twin Towers, die ik altijd even aandeed, kreeg de stad met zijn Gordon Gekko-skyline zijn magie terug. Aan de lichten van de auto’s kon je het eenrichtingsverkeer in de stad zien. De rode achterlichten reden UpTown, de witte koplampen naar Downtown. Met terugwerkende kracht voelden die duizelingwekkende bezoekjes als de slotscène van Vanilla Sky, waarin Penelope Cruz tegen Tom Cruise zegt: ,,Every Passing Minute Is Another Chance To Turn It All Around.’’ De terugweg langs 7th Avenue naar het hotel was doorgaans hachelijk met gieren, die in het afval prikten en de uitgebrande wrakken, die als rotte tanden langs de stoeprand stonden. Nu is Manhattan een Disneyland, waar je de Subway bijna ‘New York, The Ride’ kan noemen en waarover Irene Moors eens kirde dat het haar ‘favoriete bestemming’ is. Helaas, het is niet meer de stad van Lou Reed, maar van onze nationale huismoeder, die New York beschouwt als een soortement Libelle Zomerweek. Het is niet Al Quada dat New York vernielde, dat deden die miljoenen toeristen. Stiekem mis ik dat gritty NYC van voor 9/11, waar nog rock’n’roll en op het randje werd geleefd. Maar ach, zoals ze daar zeggen: Fuhggeddaboutit!

Deel dit artikel via:
MANNENPRAAT