Sjaak

Sjaak

Ken je die mop van de jonge kunstenaar die naar Parijs ging?

Hij ging! Parijs. Kunst, amour, wijn en existentiële avonturen. Aznavour, Piaf, Baudelaire, Rimbaud, Sartre. Een bezoekje aan de Moulins Rouge of verdwalen in Montmartre. Columnist Sjaak leest Remco Camperts Een liefde in Parijs en droomt zich af.

Het is het jaar 1975. Hevig verliefd vraag ik aan mijn vriendinnetje of het niet tijd is om met de bus naar Parijs te reizen. Parijs is een stad die altijd lonkt. Ik droomde van mijn eerste roman, mijn eerste gedicht! Iedereen die naar deze stad toog, bleef uiteindelijk om het geluk van een of andere muze te vinden. Zou ik haar vinden?

Maar met de bus! Stel je voor. Nu raas je in een luttele 5 uurtjes in de TGV naar de stad van licht, liefde en lekkernijen. De bus vertrok van het Centraal Station in Leiden. Wij doken samen met 20 andere berooide pubers in de bus, een Hema-tas vol goedkope wijn en kaascroissants. Om een beetje in de sfeer te komen, vermoed ik nu. Onderweg stopte de bus in mijn herinnering bij elk gehucht, dorp en varkensstal. Na 20 uur braakte de bus ons, brak en lichtelijk dronken, uit in een ongure buurt. Het hotel was compleet donker. Alleen twee letters van het neonlicht boven de ingang brandden nog: Etoile. Ja, de Fransen hebben hun eigen sarcasme als het gaat om toeristen een loer te draaien.

Parijs is een stad die altijd lonkt. Ik droomde van mijn eerste roman, mijn eerste gedicht! Iedereen die naar deze stad toog, bleef uiteindelijk om het geluk van een of andere muze te vinden. Zou ik haar vinden?

 

Maar de romantiek was er niet minder om. Het was bijna zoals in het boek van Campert, die daarin beschrijft hoe de hoofdpersoon in zijn roman, Richard zijn verovering in het jazzcafé, Antoinette, mee naar zijn kamer neemt: ‘Ze sloot de zolderkamer, pakte hem in het donker bij de hand en trok hem mee naar haar bed. Toen hij, na enig mistasten, in haar gleed en heen en weer begon te bewegen in het vochtige dat hem omklemde, plantte Antoinette haar nagels in zijn rug.’ Het klopte bijna helemaal, ware het niet dat de muren van bordkarton waren en aan de andere zijde van onze kamer een stel zo hard met elkaar tekeer ging dat het even leek op een verkrachtingsscène uit een B-film. We keken elkaar aan en proestten het uit van het lachen. Het was direct stil. Toen moesten we nog harder lachen. O, wat een zalige, onbekommerde tijd. We waren jong en de dood was zo ver weg dat we ons niet konden voorstellen dat die ooit langs zou komen.

Ik realiseerde me dat ik met 61 jaar heel veel idealen had achtergelaten. Maar nog veel heftiger was de gedachte aan de passage in het boek van Campert die ik me toen herinnerde.

 

Een tijdje geleden was ik weer in Parijs. Ik slenterde met een gezelschap richting de Arc de Triomphe. Het plein hulde zich in een prachtige mist met dat kollossale monument in het centrum ervan. Langs de kant de alom bekende keitjes en art deco lantaarnpalen. Ik realiseerde me dat ik met 61 jaar heel veel idealen had achtergelaten. Maar nog veel heftiger was de gedachte aan de passage in het boek van Campert die ik me toen herinnerde. Heftig omdat ik het zelf geschreven had kunnen hebben: ‘Hij was een toegewijd lezer van rouwadvertenties geworden. Ook onder de overledenen kwamen mensen voor die jonger waren dan hij. Als hij zo’n aankondiging las kon hij een gevoel van tevredenheid niet onderdrukken. Die had hij tenminste overleefd. Maar het merendeel was van een leeftijd die nu ook voor hem in het dichtbije verschiet lag. Lang had het leven eindeloos geleken. Hij had de tijd aan een touwtje dat hij zonder de controle te verliezen onbeperkt kon laten vieren. De tijd had zich van hem bevrijd en raasde ongebonden alle kanten uit.’

Parijs wacht niet op verdoolde zielen. Ik heb vandaag geboekt.

Foto’s: 123RF

Vind je dit een leuk bericht? Like dan onze Facebookpagina

Volg ons op Twitter: @FalderNL en mis niets dat elke dag leuk, interessant of tof is.

 

Deel dit artikel via:
MANNENPRAAT