Converseren met een millennial leidt vaak tot grappige, opzienbarende en melancholische inzichten. Mijn zoon was het fietsen zat. Elke dag vanuit de stad naar het CS, elke zondag naar ons dorp, zijn tochtje naar de voetbal, vrienden in een dorp ver weg. Een scooter moest er komen en eigenlijk nog dezelfde dag. Ik zeg het niet meer hardop, maar vroeger moesten we – of we wilden of niet – op de fiets overal naartoe. Wat zeg ik: je mocht al blij zijn dat je een fiets had! Altijd door weer en wind.
Een brommer was in onze tijd een nagenoeg onbereikbaar ideaal, net zoiets als wereldvrede, wat toen ook veel opgeld deed. Mijn vader lachte me gewoon keihard uit als ik om een brommer vroeg.
‘Jongen, je hebt vier broers en twee zussen, waar moet ik het geld vandaan moet halen?’ Mijn zoon had geroepen: bij de bank, gewoon lenen. De Tomos kwam er uiteindelijk wel, maar daar had ik intussen heel veel bier uit eigen mond moeten sparen. Mijn pa legde dan met veel pijn en moeite het laatste honderdje erbij.
De huidige belevingswereld van mijn zoon verhoudt zich met die van mij vroeger, de jaren 60, zoiets als Venus met Mars. Maar gek genoeg komen we steeds meer bij elkaar. Internet en mobiel, kortom, digitaal leven, is voor hem een vanzelfsprekendheid, maar voor mij ouwe knakker net zo. Vanuit mijn luie stoel maak ik met een paar clicks zijn huur over. Ik Google me gek. Ik bestel steeds vaker spullen online, zoals pas geleden nog een nieuwe fiets en een elektrische step. Vroeger had ik ook een stepje. Heerlijk ding. Nu elektrisch, hilarisch toch? En al die apps? Wtf man, superhandig allemaal. Tv kijken op je mobiel!
Ik lach me ook gek met mijn abo’s op Amazon en Netflix en heb keuze uit honderden films en series. En allemaal te bekijken op een joekel van een 4k Ultra High Definition tv met ‘kromming’ voor optimaal kijkgenot.
In 1965 zat ik met 35 andere kleuters uit de straat naar een veredeld konijnenhok te kijken met een beeldbuis van 15 bij 15 centimeter. Naar Pipo de Clown en Mammaloe.