Ik – columnist Sjaak – sta wel eens op en dan denk ik: ik ben al 61 jaar, hoe lang heb ik nog? Het zal mensen van onze leeftijd vaker gebeuren, daar ben ik van overtuigd. Zeker ook als je lijf inmiddels een tik heeft gekregen zoals van het suikerspook ook wel bekend onder de medische term diabetes. Geen echte tijdbom, maar wel een wake-up call. Supertevreden ben ik dan ook als ik wederom 8 kilometer heb gerend, 75 kilometer heb gefietst of een uur lang overeind ben gebleven in de denkbeeldige boksring (want we sparren vooral als Boxing Beauties). En toch realiseer je je ook dat je wegrent voor de dood, zo simpel is het natuurlijk. Daar is niks mis mee, integendeel, beter nog even rennen dan wellicht vroegtijdig een kopje kleiner worden gemaakt. Maar rennen helpt uiteindelijk niet, dat weten we allemaal.
Als een levenslustige Malle Babbe trok deze Oebele jaren en jaren door het land en wist steeds weer voldoende publiek aan te trekken om het ego te blijven oppoetsen. Zo gaat dat met artiesten: rupsje nooit genoeg.
Rob de Nijs rent ook nog even door. Hij is lange tijd een toonbeeld van onverzettelijkheid geweest. De tijd kreeg maar geen vat op deze super teflon kampioen. De eeuwige jonge god die zelfs na twee mislukte huwelijken nog even zijn veel jongere assistente Henriëtte Koetschruiter aan zijn strijdwagen wist te binden. Als een levenslustige Malle Babbe trok deze Oebele jaren en jaren door het land en wist steeds weer voldoende publiek aan te trekken om het ego te blijven oppoetsen. Zo gaat dat met artiesten: rupsje nooit genoeg. De verslaving aan het applaus, de spotlights, het geld en het gevoel van onmisbaar zijn. Respect of…?