Op vakantie in Cuba ontmoet een vrouw een gespierde prachtige Cubaanse man. Ze belanden in bed en hebben stomende seks. ‘Hoe heet je,’ zegt de vrouw. ‘Zeg ik niet,’ zegt de Cubaan, anders begin je te lachen.’ Drie weken lang laat de Cubaan haar alle hoeken van het bed zien. De laatste avond wil de vrouw écht weten hoe hij heet. Ze dringt enorm aan. ‘Oké,’ zegt hij, ’Ik heet sneeuw.’ Als de vrouw dat hoort, krijgt ze de slappe lach. ‘Ja, dat voorspelde ik al,’ zegt de Cubaan. ‘Je lacht me dus uit.’ De vrouw: “Haha, nee, hoor. Ik lach niet om je naam. Ik dacht alleen aan de verbaasde uitdrukking van mijn man, als ik hem opbiecht dat ik drie weken lang elke dag twintig centimeter sneeuw in Cuba heb gehad.’