Volgende week levert de zomer zijn laatste strijd, voordat het als een gevallen terracottastrijder in stof uiteenbarst.
Het kan volgende week zo’n 30 graden worden (Celsius uiteraard, bij Falder wálgen wij van Fahrenheit).
Laatste kans dus, om een coronavrij tentenkamp in Zuid-Frankrijk onveilig te maken. Als 50-plusser heb ik een hernieuwde liefde voor kamperen. Het moderne kamperen is namelijk een godszege voor mannen. Vroeger was kamperen een bitch. Gekenmerkt door lekkende fopplastic tenten waar de onvermijdelijke regen op wonderbaarlijke wijze dwars doorheen kwam, ruzie met je vrouw en ontevreden kinderen, en de verwoestende openbaring dat je misschien tóch niet die rauwe man bent die met niks anders dan een toga van dierenhuid en een grote puntige stok de wildernis kan temmen. Terwijl de kinderen in het zwembad plaste zat je als man met een biertje in een oncomfortabele campingstoel. Als je naar links en rechts keek, zag je een schijnbaar oneindige rij mannen met hetzelfde lot. En als lid van een dieptriest superorganisme voel je miljoenen poriën op infuustempo dropjes mannelijkheid uitzinken totdat je naar huis mag. Volgend jaar wéér.